Achterstanden laten zich niet simpel verklaren, 04-05-2007 (P-LC)

De achterstandpositie van een deel van de Friese jeugd laat zich niet zo gemakkelijk verklaren als de onderzoekers kees Verhaar en Yvonne van Westering suggereren.

Tussen de jaren zestig en negentig in de vorige eeuw daalde in Friesland het geboortecijfer (het gemiddelde aantal kinderen per vrouw) en het aantal ooievaars. Toch zullen weinig mensen denken dat de daling van het aantal ooievaars de oorzaak is van de daling van het geboortecijfer. Immers, niet alleen ging het aantal ooievaars in die periode achteruit, maar ook steeg het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Als je rekening houdt met het gebruik van voorbehoedsmiddelen verdwijnt het verband tussen ooievaars en het geboortecijfer volledig.

Het is dus oppassen geblazen met het leggen van  oorzakelijke verbanden. Voordat je een bepaald verschijnsel (ooievaars) tot oorzaak verklaart van een ander verschijnsel (geboortecijfer) moet je eerst zorgvuldig nagaan of er mogelijk andere, maar waarschijnlijke oorzaken (gebruik van voorbehoedsmiddelen) zijn. Pas wanneer je alle mogelijke andere oorzaken hebt uitgesloten, is het geoorloofd een oorzakelijk verband tussen verschijnselen aan te brengen.

Kennelijk waren Kees Verhaar en Yvonne van Westering deze les vergeten toen zij in hun artikel ‘Friese cultuur schadelijk voor Friese Jeugd?’ (www.sgbo.nl) de Friese cultuur tot oorzaak van de achterstand van de Friese jeugd verklaarden. Zij constateren dat in Friesland zowel het Frysk eigene als achterstand onder de jeugd voorkomen en leggen meteen een verband waarbij de Friese cultuur tot de oorzaak van de achterstand wordt gebombardeerd.

Voordat je tot een dergelijk verband concludeert, moet je eerst nagaan of meer voor de hand liggende oorzaken, zoals beroepsstructuur en opleidingsniveau, de achterstand verklaren. Je kunt pas van een oorzakelijk verband tussen Friese cultuur en achterstand spreken als de kinderen van Friese boeren of andere beroepsgroepen achterblijven bij Brabantse of Limburgse kinderen met een vergelijkbare intelligentie en sociaal-economische achtergrond.

Die cruciale stap zetten Verhaar en Van Westering helaas niet. Hun uitspraak dat de Friese cultuur schadelijk is voor de Friese jeugd moeten we dus maar gauw vergeten.

Ook op veel andere punten rammelt het artikel van Verhaar en Van Westering. Zo wekken zij de indruk dat de Friese jeugd een veel losbandiger leven leidt dan hun leeftijdgenoten elders in het land. Ook een dergelijke uitspraak vergt een grondige vergelijking van de Friese jeugd met die van elders. Zij volstaan met een verwijzing naar het bedelen, stelen, smokkelen, vrijbuiterij op seksueel gebied, verwaarlozing van het gezin en de afkeer van vast werk in de heidedorpen in een ver verleden.

Dit is niet alleen misleidend, maar ook potsierlijk. Alsof de gewoontes en gebruiken in Achtkarspelen in een grijs verleden gemeengoed in 2007 zijn geworden. De auteurs maken een karikatuur van het Friese overheidsbeleid door te stellen dat dit vooral gericht is op het behoud van de Friese taal.

Ook de oplossingen die het tweetal aandraagt voor het wegwerken van de achterstand, raken kant noch wal. Of de commissaris der koningin nu wel of geen Fries spreekt zal de losbandige jeugd een zorg zijn. Ook hun aanbeveling om het Centrum voor Jeugd en Gezin een belangrijke functie te laten vervullen bij het wegwerken van de achterstand van de Friese jeugd roept vraagtekens op.

Verhaar en Van Westering gaan er van uit dat het losbandige leven van de Friese jeugd de schuld is van hun ouders. Nu zijn er zeker gevallen waar ouders hun kinderen wat meer achter de vodden zouden moeten zitten. Maar het gaat veel te ver gebrek aan opvoedkundige kwaliteiten van de ouders als dé oorzaak aan te merken van alle probleemgevallen.

Er zijn ook veel voorbeeldige ouders van wie de kinderen een losbandig leven leiden. Bovendien is het van belang te bedenken dat de problemen van losbandigheid zich zelf vaak oplossen: de zuipers van vandaag zijn de keurige vaders en moeders van morgen.

Betekent dit alles dat we de situatie maar moeten laten voor wat die is? Zeker niet. Elke ontsporing is er één te veel. Bij het zoeken naar oplossingen is het van belang [zich] te realiseren dat bijna geen geval gelijk is aan een ander. Er zal dus vooral gezocht moeten worden naar een aanpak die is toegesneden op het individu.

Daarnaast moeten niet alleen de ouders, maar ook de school en buurtwerkers betrokken worden bij het zoeken naar een oplossing. Maar er zal vooral meer en betere werkgelegenheid moeten komen. In tegenstelling tot wat Verhaar en Van Westering suggereren, ligt hier een belangrijke taak voor de provincie en gemeenten.

Boarne: Leeuwarder Courant, 14-05-2007

FFU: Sjoch ek by ‘Poadium 2007’: Over wat achterstand is, valt nog te twisten, 03-04-2007 (P-LC); Efterstân net troch Frysk eigene, 03-04-2007 (P-LC); Dom, lui, beperkt, maar gelukkig, 31-03-2007 (P-LC); Wurk, 12-03-2007 (P-LC).

<< Werom nei 'Poadium 2007'